(19) ACHTENZESTIG

 

I

Het puin was geruimd, de huizen heropgebouwd.

Opgepoetst en glimmend scheurden auto’s in de zon,

een nieuwe wereld open.

 

Met bloemen werden de laatste resten

oorlog uit de geesten verdreven,

alleen verbieden was verboden.

 

Jong en bloeiend was de mei in 1968

Ik was niet alleen en tweeëntwintig,

en zag plots hoe het anders werd.

 

De klok sprong vooruit,

de tijd keek niet achterom,

en vergeten voorheen

werd ver van de kerk begraven.

 

II

68 is nu opa, en nog steeds verwonderd

kijkt hij toe hoe verse tegenwind

verrassend onverwacht

uit weer een foute hoek

het oude weg wil blazen.

 

De wereld wankelt, strompelt voort

hij moet wel mee, weg van weleer

hij houdt niet meer van hoe het was

en laat geschiedenis achter.