TRAM 24

 

Waar gaat hij heen?

-ach, het hoeft niet meer-

of toch,

een laatste keer.

 

Elk einde is een nieuw begin,

na Silsburg, Schoonselhof,

heeft verder rijden toch geen zin.

 

Ik neem hem mee:

een late gast,

nog net op tijd

ontsnapt uit café Terminus;

 

Ik neem hem mee,

om wat hij achterliet,

want ’t Stad en ’t Leven wenken.

 

De straten groeien langzaam dicht,

de huizen staan te dringen,

de mensen stappen op,

ik breng ze mee naar binnen.

 

Het centrum is pas halfweg,

het gaat van “A” naar “Z”.

 

En tussen lijntjes blijven,

twee stalen groeven in de grond;

-ik zou zo graag ontsporen-

maar knarsetandend in de bochten,

gaat al mijn kracht verloren.

 

Of toch,

ooit eens,

één keer,

naar links of rechts,

neem ik de doden mee,

en keer ook ik

nooit weer.

 

( De Antwerpse Tram 24 pendelde ooit, via het stadscentrum, tussen de begraafplaatsen Schoonselhof in Hoboken en Silsburg in Deurne )